Intern verslag 88

Het Keizershof in 's-Hertogenbosch

Op 12 augustus 1506 lieten jonker Willem en jonkvrouw Anna, dochter van wijlen heer Willem van Egmond en vrouwe Margriet van Boxmeer, graaf en gravin van ('s-Heren)Berg bij de goederencomplex bij de Lombardsbrug en in de Sint-Jorisstraat transporteren aan de abt en het convent van Berne bij Heusden. De omschrijving luidde: 'huizen, erven, tuinen en overige bebouwing met hun rechten en toebehoren eertijds van Thomas van Lavalle, later van zijn broer Pagant, gelegen in 's-Hertogenbosch bij de Lombardsbrug tussen de openbare straat en het erf van de Sint-Joriskapel in 's-Hertogenbosch aan de ene zijde en tussen het erf van de erfgenamen van wijlen Jan van Maren de vleeshouwer en zekere anderen aan de andere kant'. Het betrof hierbij niet alleen het latere Keizershof, maar ook een huis in de Sint-Jorissrtaat ten noorden van de Sint-Joriskapel dat in 1476 aan het complex aan de Keizerstraat was toegevoegd.1
De abdij is echter nog geen tien jaar in het bezit van dit hele terrein met zijn bebouwing gebleven. Op 29 februari 1516 werd het weer van de hand gedaan. Het werd toen overgedragen aan Arnoud Kemp Gerardsz.2 Deze verkocht op 26 februari 1518 een gang naar de Sint-Jorisstraat tussen zijn erf en dat van Godevard Srtick met de helft van een stuk tussenmuur en eindmuur aan genoemde Strick.3 Deze Strick was bezitter van het huis Sint-Jorisstraat 28, dat vroeger van Jan van Maren de vleeshouwer was geweest.4 Het deel in de Sint-Jorisstraat werd hierna, in ieder geval vóór 23 oktober 1523, in erfelijke cijns gegeven aan abt en convent. Het betrof 'een huis, erf en tuin en ledig erf daaraan gelegen', genomen uit het hele complex en 'gelegen tussen het erf aan de genoemde kapel toebehorend aan de ene en tussen het erf van Godevard Strick aan de andere zijde, strekkende van de openbare straat tot aan het overige erf van genoemde Arnoud Kemp, tegelijk met de helft van de zijmuur gelegen naast het erf van genoemde Godevard Strick'.5
Op 14 februari 1526 droeg Ermgard weduwe van Arnoud Kemp haar vruchtgebruik op het latere Keizershofcomplex over aan haar kinderen, waarna deze het transporteerden aan Hendrik Gerardsz. van Deventer.6 De lasten die er toen uitgingen waren:
Er hoeft niet aan te worden getwijfeld dat het Hendrik van Deventer is geweest die het huis grootscheeps heeft laten uitbreiden. De afbeeldingen die er uit later tijd van bestaan en bewaard gebleven bouwfragmenten8 wijzen op een verbouwing in vroege renaissancestijl Bij de eerstvolgende vermelding, in 1565, werd gesproken van een schoene galerije.9 In dit sterk verbouwde huis logeerden de landvoogdes Maria van Hongarije, keizer Karel V en zijn zoon Filips II. Bij het tweede bezoek van Karel V in 1545 zou Hendrik van Deventer in de adelstand verheven zijn, waarna deze een beeld van de keizer boven de poort had laten plaatsen. Het huis kreeg daarom de naam Keizershof en de straat werd op den duur de Keizerstraat genoemd.
Bij de bezoeken werden er ook verbouwingen aan het huis uitgevoerd. In 1539 werden ten behoeve
1.Zie De Bruijn, De voorgeschiedenis van het Keizershof, 7. GAB, R 1245, fol. 219v-220.
2.R 1286, fol. 91v-92.
3.R 1288, 97v: quandam hereditatem seu transitim quoddam, dictum communiter enen ganck, situm in Buscoducis in vico sancti Georgii militis et martiris inter hereditatem Godefidi dicti Strick versus vicum Vuchtensem ex uno et inter hereditatem reliquam dicti Arnoldi Keymp, quodam muro lapideo laterali interiacente versus fabricam capelle sancti Georgii militis ex alio, tendens a dicto vico sancti Georgii usque ad hereditatem reliquam eiusdem Arnoldi, quodam muro finali interiacente,
 simul cum meditate dicti muri lateralis et cum medietate ultima? dicti muri finalis, simul cum porta anteriori dictum vicum sancti Georgii.
4.Zie Van Sasse van Ysselt, De voorname huizen en gebouwen II, 447-453. Van Sasse van Ysselt zegt overigens aldaar, blz. 448, ten onrechte dat het huis aan de abdij werd geschonken. De akte zegt dedisset ad hereditarium censum --- pro certis oneribus exinde solvendis.
5.R 1305, fol. 82v: domum aream et ortum ac vacuam hereditatem dictam een ledige plaetze sibi adiacentem de premissis sumptos ac sitos inter hereditatem ad dictam capellam spectantem ex uno et inter hereditatem Godefridi Stick ex alio, tendentes a communi platea ad reliquam hereditatem dicti Arnoldi Kemp, simul cum medietate muri lateralis siti contigue iuxta hereditatum dicti Godefridi Strick.
6.R 1305, fol. 82-83v.
7.Deze cijns was door Mathijs Back gevestigd (zie De Bruijn. De voorgeschiedenis van het Keizershof, 6).
8.Men zie hiervoor R. Glaudemans en H. Willems, Uitbreiding Stadskantoor. Historische verkenning ('s-Hertogenbosch 1999) 11-13 en de verspreid in dit rapport afgedrukte afbeeldingen.
9.R 1847, fol. 155-160v. nw. (1565 mei 14).
van het comfort van de landvoogdes 24 stuivers betaald aanJannen Martenss, tymmerman van (dat hij) eene logendoer - dit is een loze deur - ende ander noetsaickelycke wercken, gemaict heeft voer de Conincklycke Majesteyt, ten huyse van Henricx van Deventer, daerse gelogeert was,1 en in 1549 werd er zelfs een brug gemaakt tussen het Keizershof en het ten oosten daarvan, aan de andere zijde van de Dieze, gelegen huis Van Brecht om de landvoogdes en de koningin van Frankrijk elkaar te kunnen laten onnoeten zonder dat zij de straat over hoefden: Item Lenart van Stockum, metser, met zyn dorde ende een jonghe, tot Henricx van Deventer een doer rame vuyt te neemen, doen die coninginne-regentes ende coninginne van Vranckryck, totten scouthet gelogeert zynde, byden anderen te moigen comen.2
Hendrik van Deventer overleed op 22 augustus 1556; zijn weduwe, Catharina van de Kerkhof, op 28 mei 1564. Het echtpaar had geen kinderen en dus vererfden hun goederen in de zijljn.5 Bij een erfdeling op 14 mei 1565 viel het Keizershof toe aan de kinderen van Wouter van Achelen, die gehuwd was geweest met Elisabeth dochter van Dirk Arendsz. en Alejd van de Kerkhof, dochter van Lambert van de Kerkhof. De omschrijving luidde bij die gelegenheid:
een huijs, erve, ledige plaetsche, schoene galerije ende hoff met alle ende eeneijgelijcke zijne rechten ende toebehoirten, geljck daerinne die voirscreven wijlen Henrick van Deventher ende Catharijna zijn huijsvrouwe bestorven sijn, gestaen binnen deser stadt aende Lombartsbrugge, met alle den houtwerck boven ende beneden, voir ende after dairinne wesende d'welck in 't deijlen van den huijsraidt ongedeijlt is gebleven.3
Op 17 december 1566 verkochten zij het complex aan Wouter zoon van wijlen Boudewijn Jansz. Nu luidde de omschrijving: 'huizen of mansiones hun ondergrond, leeg erf ledige plaetse genoemd, pendulas geheten galerije, put, tuin, met hun rechten en toebehoren, gelegen in 's-Hertogenbosch bij de brug geheten die Lombaertsche brugge tussen het openbare water aldaar stromend aan de ene zijde en tussen het erf van de Sint-Joriskapel in 's-Hertogenbosch en van heer abt of convent van Berne aan de andere zijde, strekkende van de openbare sant naar achteren tot aan het erf van genoemde heer abt of convent van Berne en het genoemde openbare water aldaar stromend'. In de akte werd gezegd dat bij de verkoop was uitgezonderd de bebouwing die Hendrik van Deventer gesticht had op het erf van de Oude Schuts, dit wil zeggen van de Sint-Joriskapel.4 Het lijkt erop dat Van Deventer wederrechteljk gebouwd had op het terrein van de kapel.
De lynwatier Wouter 'Bouwens' verleeg het huis in een zeer roerige tijd. Hij zou een aanhanger van de Hervorming zijn geweest en geneigd om in 1567 de protestantse aanvoerder Antonie van Bombergen te logeren. Zijn vrouw zou dit echter geweigerd hebben en daarmee ontliep Bouwens de kort hierop gevolgde wraak van Alva. Bij het onderzoek naar het gebeurde werd het huis in het Franstalige verslag de Deventer ou de l'Empereur genoemd. in 1569 verkocht Wouter Boudewijn Jansz. een cijns van 75 gulden, losbaar met 1200 gulden, uit het complex, dat bij die gelegenheid Den Keijser werd genoemd.6
In 1578/79 werd het huis verhuurd aan de Staatsgezinde gouverneur Jan van Homes, heer van Boxtel, maar een jaar daarna, in 1580, logeerde er de Spaansgezinde militair Claude de Barlaymont, heer van
1.Van Zuijlen, Inventaris der archieven, Stadsrekeningen, 556.
2.Van Zuijlen, Inventaris der archieven, Stadsrekeningen, 666.
3.R 1847, fol. 155-160v nw.
4.R 1388, fol. 90-91v: domos seu mansiones earum fundos, vacuam hereditatem ledige plaetse vocatam, pendulas dictas galerije, puteum, ortum, cum suis iuribus et attinentiis sitos in Buscoducis iuxta pontem dictum die Lombaertsche brugge inter communem aquam ibidem fluentem ex uno et inter hereditatem capelle dlvi Georgii in Buscoducis ac domini abbatis seu coventus de Berna ex alio, tendentes a communi platea retrorsum ad hereditatem dicti domimi abbatis seu conventus de Berna et dictam communem aquam ibidem fluentem, --- exceptis etiam senioribus sagittariis in Buscoducis reservatis huiusmodi structuris per quondam Henricum de Daventria supra hereditatibus erorundem sagittariorum constructis seu edificatis iuxta tenorem cuiusdam instrumenti desuper ut dicti venditores dicebant confecti.
5.Van Sasse van Ysselt, De voorname huizen en gebouwen II, 10-11,
6.R 1393, fol. 129-129v, (7 april 1569).
Haultepenne.1
Op 16 augustus 1589 werd het Keizershof door de erfgenamen van Boudewijn Bouwens verkocht aan Jacob de Wale, kwartierschout van Oisterwijk. Ook in deze akte werd de bebouwing op het erf van de Sint-Joriskapel uitgezonderd.2
Twee kinderen van Jacob de Wale droegen op 3 februari 1621 elk een derde deel in het complex over aan Anthonis baron van Grobbendonk, gouverneur van Den Bosch. Het overige derde deel werd op 20 maart daaraanvolgend door het derde kind getransporteerd.3 De totale koopprijs bedroeg 6720 gulden.4 De
stad betaalde hem een vijfde deel van de koopprijs terug.5 Van Grobbendonk kocht kort hierna van de kapiteins en officialen van de Oude Schuts ook nog het erf gelegen tusschen en rontsomme Sint Joris kercke ende zynder edele huysinge.6 Het gaat hierbij dus om het 'kerkhof' rondom het koor van de kapel. Mogelijk zal de hiervóór genoemde bebouwing er ook in begrepen zijn geweest.

Op 3 februari 1621 werd het Keizershof omschreven als
huijsingen oft wooningen, henne gronden ledige plaetsse, galerijen, put, hoff, met allen hennen rechten ende toebehoirten gestaen ende gelegen binnen dese stadt 's Hertogenbossche over de Lombaertssche brugge aldaer, tusschen den gemeijnen water aldaer vlietende ex uno ende tussen den erve der capelle S. Joris in 's Hertogenbossche ende des heere abts ofe convents van Berne alio, streckende van de gemeijn straet achterwaerts totten erve desselffs heere abts ofte convents van Berne ende den gemeijnen water aldaer loopende.7
Na de inname van Den Bosch door Frederik Hendrik in september 1629 moest Van Grobbendonk de stad verlaten. Het Keizershof werd in beslag genomen door de Staten-Generaal van de Republiek en op 16 juli 1630 toegewezen aan Abel van Catz, stadhouder van de Bossche schout Hendrik van Bergaigue. Op 31 augustus 1633 kwam het in handen van laatstgenoemde.8
De erfgenamen van Bergaigne, zijn vier kinderen, verhuurden het huis aan de Bossche schepen Albrecht Karel Snouckaeft van Schauburg, heer van Heeze en Leende. De echtgenoot van een van die kinderen, de president-schepen Cornelis Gans, ridder-baronnet, heer van Nuland, Bommenede en Blois, die zelf 1/4 deel bezat, kocht daar nog 1/4 deel bij op 15 december 1670 van de curatoren van de boedel van zijn zwager Hendrik de Bergaigne voor de som van 1097 gulden en 10 stuivers.9 De omschrijving luidde bij die gelegenheid:
eene seer schoone huysinge, galderye, ledige plaetse, peertstallinge, washuys ende hoff, so ende gelyc het selve gestaen ende gelegen is binnen dese stadt in de Keysers- of Waeterstraet, gemeynlic genoemt Keysershoff, so ende gelyc 'tselve in gebruyck is hebbende den edele heere van Heeze ende Leende.
Een ander vierde deel kocht Cornelis Gans van zijn zwager Joost Nagel, heer tot Hoeve (bij Borculo), die gehuwd was met Anna Maria de Bergaigne.10 Hiermee had hij drie vierde deel in zijn bezit. In 1694
1.Van Sasse van Ysselt, De voorname huizen en gebouwen II, 10-11.
2.R 1421, fol. 71-72v.
3.R 1532, fol. 275v-277.
4.Van Zuijlen, Inventaris der archieven, Stadsrekeningen, 1270.
5.Van Zuijlen, Inventaris der archieven, Stadsrekeningen, 1280. Van Sasse van Ysselt, De voorname huizen en gebouwen, vermeldt, blz. 15, ten onrechte dat hem de hele koopsom geschonken werd.
6.Van Zuijlen, Inventaris der archieven, Stadsrekeningen, 1292-1293. Ik heb de transportakte niet kunnen traceren.
7.R 1532, fol. 197v-199.
8.Van Sasse van Ysselt. De voorname huizen en gebouwen II, 16. De auteur vermeldt de vindplaatsen van de door hem genoemde stukken niet. Ik heb ze niet kunnen traceren.
9.R 1628. fol. 68v-69.
10.Van Sasse van Ysselt, De voorname huizen en gebouwen II, 18-19
verhuurde hij het Keizershof aan de Raad van State om te dienen tot Statenlogement. Gedeputeerde Staten logeerden er wanneer zij in Den Bosch waren.
Gans' weduwe, Anna Maria Tromp, kocht het resterende kwart aan op 3 juni 1709 van kapitein Van Berinckhuysen, die gehuwd was met een kleindochter van eerstgenoemde Hendrik van Bergaigne.1 Anna Maria betrok zelf het huis, maar overleed op 7 januari 1717 op het huis Binderen in Helmond.2 Op 14 juni van dat jaar verkochten de erfgenamen het Keizershof aan de Bossche schepen Thomas Hubert. Er werd nu gesproken van
een huijsinge met sijn galderije, ledige plaatse, paardestallinge washuijs en hof met sijne verdere ap- en dependentie, gestaen ende geleegen binnen deese stad in de Kijser- ofte Waaterstraet gemeenlijck genaamt het Keijsers Hof, mitsgaders een torfhoek en huijsken in 't noorderquartier van de Sint Joris capelle tot aen de affschijdinge of muer jeegenswoordig voor een gedeelte gepalissadeert sijnde, en sulx voor sooveel het noorderquartier buijten de mueren van de voorschreven capelle aengaet, ex uno de voorschreven capelle en sijn toebehoorten, ex alio de rivier de Diese aldaar vlietende streckende voor van de gemeene straat agterwaarts tot aen de Dise aldaar lopende.
De koopprijs bedroeg 2710 gulden, maar met de erop rustende lasten werd het complex gekapitaliseerd op 6410 gulden.3 Deze lasten waren:
Het pand was dus inmiddels belast met een zware hypotheek.4
Op 29 juli 1717 droegen de genoemde erfgenamen aan de Oude Schuts over voor een koopsom van 200 gulden.
eene ledige erffenisse en plaatse gestaen ende geleegen binnen deese stad in de Kijser- of Waterstraat, ex uno huijs en erffenisse de heer Thomas Hubert, genaamt het Kijsers Hof, ex alio et fine uno de St. Joris Capelle toebehorende de naarvolgende verkrijgere, streckende voor met een muur en twee poorten op de gemeene straat.
Het gaat hierbij hoogstwaarschijnlijk om het zuidelijk deel van het stukje grond rond het koor van de kapel dat omstreeks 1622 van het gilde verkregen was door de toenmalige bezitter van het Keizershof, Anthonie van Grobbendonk.
Het Keizershof vererfde vervolgens aan Thomas Huberts zuster Catharina Everdina Hubert, gehuwd met Pieter Bos, die het goed op 14 augustus 1728 verkocht aan Abraham Hubert, oud-schepen van 's-Hertogenbosch. De gekapitaliseerde waarde bedroeg toen 9000 gulden.5 Toen tien jan later de Sint-Joriskapel in een drietal kavels verkocht werd, wist deze het middelste deel te verwerven.6 Het Het westelijk deel kwam in handen van de factor Abraham van Ruelo en het oostelijke deel - het koor van de kapel -, dat aan zijn huis grensde, werd gekocht door Pieter Guilielmo van Bree.7 Ook dit deel moet echter in handen gekomen zijn van de bezitters van het Keizershof. Want toen vier erfgenamen van Abraham Hubert op 23 april 1762 hun aandeel overdroegen aan de vijfde erfgenaam Abraham Hubert junior, werd gesproken van een pakhuijs zijnde een gedeelte van Sint Joris Capelle, naast het voorschreven huis. Met dit laatste werd
1.R 1696, fol. 353-354v.
2.Van Sasse van Ysselt, De voorname huizen en gebouwen II, 18-19.
3.R 1713, fol. 6v-8.
4.Deze last bestond al in 1709 (R 1696, fol. 353-354v).
5.R 1734, fol. 211v-215v.
6.R 1734. fol. 213v-214v (3 december 1738).
7.R 1734, fol. 214v-215v.
het Keizershof bedoeld. Het complex werd toen getaxeerd op 10.240 gulden.1
Dat twee delen van de kapel aan het complex van het Keizershof zijn toegevoegd, kan worden afgeleid uit de omschrijving in 1808, toen de toenmalige bezitter, Lodewijk Ernst van de Graaf, zoon van Johanna Maria Hubert en Jacob van de Graaf, publiek wilde verkopen:
het alom bekende en vanouds gerenomeerde heerehuis genaamt het Keizershof en daarna het Staten Logement, voorzien van eene spatieuse marmere gang, zeven groote benedenkamers, waarvan er eenige kostbaar behangen, twaalf bovenkamers, diverse zolders, fliering, kelders, open plaats, pomp, privaten, kleine kamertjes over de plaats, groote gaanderij in de tuin, koetshuis stallingen, keukens waarin pompen, furnuisen, oven en verdere commoditeiten; eindelijk een pakhuis zijnde geweest een kerk, voorts de erve en tuin, beplant met exquise vrugtboomen, alles staande en gelegen binnen 's Hertogenbosch in de Keizerstraat, gequoteerd Litt. E. No. 145 V.E. 289, de eene zijde de Dieze, de andere zijde het erf van den heere L.F. van Ruelo en anderen, strekkende van de straat tot de Dieze.2
Waarschijnlijk werd voorvoeld dat het geheel onverkoopbaar was, want als tweede, derde en vierde koop werden respectievelijk in twee kavels de opstallen voor afbraak en het onbebouwde terrein te koop aangeboden. Uit de omschrijving en condities wordt een en ander duidelijk over de indeling. Als tweede koop werd aangeboden
den opstal van eene heerehuizinge, staande en gelegen binnen deze stad in de Keizerstraat genaamd het Staten Logement, en wel alle de gebouwen welke zich bij het inkomen van de poort aan de regterzijde en daarachter bevinden, en zulks om af te breken, zijnde de poort en de gaanderij op de plaats hier mede onder begrepen. De kooper zal gehouden zijn om de koop te hebben afgebroken en den afbraak en puin van den grond te hebben geruimd voor of op den eersten maart 1809, zullende hij kooper gehouden en verpligt zijn des contrarie handelende om voor verkooper q.q. te betalen vijfentwintig guldens. De kooper zal gehouden zijn om de muuren aan de zijde van de Dieze en naast de straat ter hoogte van zes voeten Rijnlands te laten staan en ten zijnen kosten voor 1° maart 1809 alle defecten door den afbraak als anderzins tot die hoogte toegebragt optemetselen, mitsgaders over dezelve muur te doen metselen een behoorlijke rollaag ten genoegen van den verkooper q.q., zullende hij kooper ingeval hieraan niet wordt voldaan mede verbeuren voor elke dag na dien tijd tien gulden ten behoeven van den verkooper q.q. De kooper zal tot plaatsing van den afbraak tot 1° maart 1809, op verbeurte van des contrarie handelende als voor, ten behoeven van den verkooper q.q. moge gebruiken het gedeelte van den tuin welke achter den opstal der voorschreven gebouwen legt, mits zorgende dat de vrugtboomen niet beschadigd worden;
als derde koop:
den opstal van alle de gebouwen van het heerehuis genaamd het Staten Logement, staande binnen deze stad in de Keizerstraat, welke zich bij het inkomen van de poort aan de linkerzijde bevind, bestaande in eene stallinge, koetshuis, keuken, pakhuis zijnde voorheen geweest een kerk, en zulks om af te breken. Den kooper zal gehouden zijn om den koop te hebben afgebroken en den afbraak en puin van den grond te hebben geruimd voor of op den 1° maart 1809, zullende hij kooper gehouden en verpligt zijn, des contrarie handelende, om voor elken dag na dien tijd aan den verkooper q.q. te betalen vijentwintig guldens. De kooper zal het planke beschot in het pakhuis of gewezen kerk tegens het pakhuis van den heere L.F. van Ruelo moeten afbreken en in plaatse van hetzelve dadeljk ten zijnen kosten doen ter neer stellen eene muur dik tot de hoogte van
20 voeten Rijnlands een en een halve steen en vervolgens ter dikte van eene steen, tot dat de geheele opening in de zijmuur toegemetseld is, zullende hij kooper mede gehouden zijn alle de muuren welke tot scheiding van de naastaangelege erven dienen tot zodanige hoogte te laten staan als hem door den verkooper q.q. zal
1.R 1753, fol. 174v-175v Van Sasse van Ysselt, De voo„,an,e hiife0 en geboj,'e;, zegt zonder van dl. 1 dat Van Bree van het achterste deel een koetshuis voor vier bronvemlelding op blz. 445
2.GAH, Not. 3645, fol. 84-101v.
worden aangewezen, terwijl hij mede zal gehouden zijn om de muur aan de zijde van de straat ter hoogte van zes voeten Rijnlands te laten staan en voor 1° maart 1809 alle defecten, zoo door den afbraak als anderzints, aan de voornoemden scheidsmuuren toegebragt ten genoegen van den verkooper te herstellen en over dezelve waar zulks noodig is te doen metselen eene behoorlijke rollaag, zullende hij kooper ingeval aan het gunt voorschreven niet stiptelijk wordt voldaan mede verbeuren voor elken dag na dien tijd tien guldens ten behoeve van den verkooper q.q. De kooper zal tot plaatsing van den afbraak tot 1° maart 1809 op verbeurte van des contrarie handelende als voor ten behoeve van den verkooper q.q. mogen gebruiken het gedeelte van den tuin welke achter den opstal van de voorschreven gebouwen legt, mits zorgende dat de vrugtboomen niet beschadigd worden;
en als vierde koop:
de grond of erve, mitsgaders den tuin waarop thans zijn staande de gebouwen in de drie voorige koopen omschreven, gelegen binnen deze stad in de Keizerstraat, de eene zijde de Dieze, de andere het erf van de heer L.F. van Ruelo en anderen, strekkende van de straat tot de Dieze, en zulks met dezelfs! ringmuur.
De verkoop is echter in het geheel niet doorgegaan omdat de gewenste opbrengst bij lange na niet gehaald kon worden. De slechte economische toestand in het Koningrijk Holland onder Lodewijk Napoleon, de broer van Bonaparte, zal hier wel debet aan zijn geweest.
Hoe dit ook zij, in 1813, nog onder de Franse bezetting, werd het complex in beslag genomen wegens het niet betalen van de som van 3200 gulden waarvoor het was verhypothekeerd. Voor de gerechtelijke verkoop luidde de omschrijving:
une maison sise à Bois le Duc, rue dite Keizerstraat appelée anciennement le Palais Impérial (Keizershof) et ensuite Staten Logement, cotée Litt. F N° 145 & N° 295, avec jardin et dépendances, joignant autenant du sud la rue, du levant et du nord la rivière le Dieze, et du couchant la chapelle de St. George; la dite maison ayant du coté de la rue une grande porte cochère et dix croisées au rez de chaussée, deux croisées au premier étage et sept fenétres au grenier, donnant tous sur la dite rue; et du coté de la rivière Dieze trois croissées en bas et quatre au prémier étage ainsi que six fenêtres au grenier; la dite maison servant en portie de dépot pour les archives du Tribunal de Première Instance, en partie habitée par le St Booymans comme surveillant et en partie non-occupée.1
Vooral de vermelding van de ramen, hun aantallen, uiterlijk en plaats is in deze omschrijving de moeite waard. Op 25 mei 1813 werd het complex toegewezen aan de advocaat Sassen, die drie dagen later verklaarde gekocht te hebben voor Reinier Otto Schrassert. De koopsom bedroeg 12.109 francs. Op 19 april 1819 verkochten Schrassert en zijn echtgenote Cornelia Catharina van der Voort, aan de stad:
1° een huis, erve met koetshuis, stal en aanhoren, staande en gelegen binnen deze stad in den Wolvenhoek gequoteerd E? N° 450 V.E. N° 240, thans bij de stad in gebruik voor eene militaire caserne, belend d'eene zijde Dirk Brink, d'andere zijde de Keizerstraat, strekkende achteaards tot tegen de Dieze;
2° de huizinge, erve en aanhoren, staande en gelegen binnen deze stad in de Keizerstraat van ouds genaamd het Keizershof, naderhand het Staten Logement, gequoteerd Litt° F N° 145 V.F. N° 295, thans in gebruik bij de koninglijke marechaussées belend d'eene zijde de rivier de Dieze, d'andere zijde de geweze St Joris Capel, strekkende voor van de straat achterwaarts tot tegen de rivier de Dieze.
Schrassert en zijn wouw waren dus tevens in het bezit van het oostelijk aangrenzende Huis van Brecht in de Wolvenhoek. Dit laatste was haar blijkens de akte aangekomem van haar vader, Joan Abraham van der
1.RANB, Rechtbank van eerste aanleg 's-Hertogenbosch 1811-1838, nr. 1047, nr. 17.
Voort. De koopprijs van het Huis van Brecht bedroeg 6000 gulden, van het Keizershof 12.000 gulden. Op 1 december 1820 verleenden gedeputeerde staten van de provincie toestemming aan de verkoop.
Dankzij het feit dat deze complexen een militaire bestemming hadden, beschikken we over enkele plattegronden ervan, die nog nadere informatie geven over de indeling in die tijd.1

In De voorname huizen en gebouwen van 's-Hertogenbosch beschrijft A.F.O van Sasse van Ysselt op treffende wijze het einde van het Keizershof:
Hoezeer dit gebouw ook in den loop der tijden misvormd en in de 18e eeuw bovendien nog gedeeltelijk vertimmerd was, had het toch nog verdiend bewaard en gerestaureerd te worden, omdat het in zijn geheel toch nog een merkwaardig oud en monumentaal gebouw was, doch de Gemeenteraad van den Bosch, die in 1871 al even weinig gevoel voor de kunst had als de architecten, alias metselaarsbazen, die men destijds in de stad had, besloot toen dat gebouw te sloopen om er eene oefenschool voor in de plaats te bouwen en zoo is dan in dat jaar het Keizershof geheel afgebroken geworden; den Bosch telde daardoor een merkwaardig oud gebouw minder.2
1.Zie Uitbreiding Stadskantoor 's-Hertogenbosch, afb. 5, 9 en 12.
2.Van Sasse van Ysselt, De voorname huizen en gebouwen II, 22-23.

Martin de Bruijn, Utrecht 2 oktober 2000